Hoge koorts, zweetuitbarstingen en ontelbare puisten. Heel mijn schampere lichaam stond vol met die rode blaasjes. Ze barstten open of scheurden als katers open en spuwden dikke vloeibare etter uit. Baldini was heel bezorgd om me en besloot niks onbeproefd te laten om mijn leven te redden. Ik kreeg een schoon bed op de bovenverdieping van het huis, hij droeg me naar boven en liet de meest gerenommeerde arts uit het quartier halen, die vooruit maar liefst 20 franc moest betaald worden. Alle behandelingen waren blijkbaar al te laat en hij gaf me nog 48 te leven. Ik was kwaad op mijn noodlot dat uitgerekend nu moest toeslaan. De volgende ochtend leefde ik nog. Ik vond de kracht om aan mijn maître te vragen of er nog andere methoden zijn dan persen of destilleren om uit een voorwerp geur te winnen. En die waren er. Ik voerde een doodstrijd, maar ik wou het weten. Er waren nog 3 methoden die ik in de stad Grasse, in het zuiden kon ontdekken, zei mijn maître. Opgelucht sloot ik mijn ogen. Die nacht droomde ik diep en trok mijn sappen in mijn lichaam terug. De eerste blaasjes op mijn huid begonnen al te verdrogen, de etter kraters verdwenen en mijn wonden sloten zich. Na een week was ik helemaal genezen.
Het liefst van al was ik meteen vertrokken naar het zuiden waar ik al die nieuwe technieken zou kunnen leren, maar daar was geen denken aan. Ik was maar een leerling. Strikt genomen was ik nog minder dan niets want ik had geen familie en geen leercontract. Baldini moest me aan een gezellenbrevet helpen en na drie jaar was het zover. Baldini was toen, op zijn zeventigste, de grootste parfumeur van Europa en behoorde tot een van de rijkste burgers van Parijs. Hij liet me vrij op voorwaarde dat ik Parijs niet meer zou betreden en dat ik geen van Baldini's succesvolle geurformules zou doorgeven. Ik stemde onmiddellijk toe, voor mij waren Baldini's voorwaarden eigenlijk geen voorwaarden. In het voorjaar trok ik er op uit met een kleine rugzak, reservekledij en 25 franc dieik van Baldini had gekregen. Hij zei kort adieu, ik knikte, dook weg en ging er van door. Er was geen mens op straat.
Ik liet Parijs achter me en ik voelde me steeds beter. Ik ademde lichter en liep veerkrachtiger. Het meest bevrijdend was voor mij de verwijdering van de mensen. Het was deze opeengehoopte mensenwalm die me achttien jaar had bedrukt. Nu was ik vrij. Ik besloot om enkel nog 's nachts verder te trekken. Overdag kroop ik weg in wat kreupelhout of in een bosje. Toen ik verder trok hield ik vaak mijn ogen urenlang gesloten en volgde mijn neus. Enkel het maanlicht kon ik nog verdragen.
In een augustusnacht in 1756 bereikte ik de tweeduizend meter hoge vulkaan, de Plomb du Cantal. Hier was geen flard mensengeur te ontdekken. Maar er was niets. Er heerste alleen rust, rust op geurgebied. Aan alle kanten heerste slechts de als een licht ruisen waaiende homogene geur van dode stenen, grijze korstmossen en dorre grassen. Verder niets. Ik had veel tijd nodig om te geloven wat ik niet rook. Ik was helemaal niet voorbereid op al dat geluk. Overdag opende ik mijn ogen en realiseerde me dat ik echt precies de enige mens ter wereld was. Ik danste, brulde en balde mijn vuisten op de berg van eenzaamheid. Ik was oprecht gelukkig, heel de wereld was van mij.
De volgende dag begon ik de berg in te richten. Het stond vast dat ik deze geweldige streek niet zo snel meer zou verlaten. Ik vond water, voedsel en een groeve waar ik in zou slapen. Ik jaagde op hagedissen en slangen. Ik had niks van comfort maar dat was helemaal niet nodig. Hier leefde ik pas echt, ik was thuisgekomen. Zeven jaar lang genoot ik van deze rust, van mijn Grenouillerijk. Tot er zich een catastrofe voordeed die me uit de berg verdreef en me terug spuwde in de wereld: Ik kon mijn eigen geur niet ruiken.
Ik stelde alles in werk om mijn eigen geur op te vangen maar het lukte maar niet. Ik ging gehurkt zitten, ademde langzaam en rook heel nauwkeurig. De plek rook nog net hetzelfde als 7 jaar geleden. Ik bleef nog een tijdje gehurkt zitten, heel rustig, alleen zachtjes met mijn hoofd knikkend. Het drong tot me door: ik had geen geur. Ik stond op, sloeg een paardendeken om mijn schouders en verliet dezelfde nacht nog de Plomb du Cantal in zuidelijke richting.
Ik liet Parijs achter me en ik voelde me steeds beter. Ik ademde lichter en liep veerkrachtiger. Het meest bevrijdend was voor mij de verwijdering van de mensen. Het was deze opeengehoopte mensenwalm die me achttien jaar had bedrukt. Nu was ik vrij. Ik besloot om enkel nog 's nachts verder te trekken. Overdag kroop ik weg in wat kreupelhout of in een bosje. Toen ik verder trok hield ik vaak mijn ogen urenlang gesloten en volgde mijn neus. Enkel het maanlicht kon ik nog verdragen.
In een augustusnacht in 1756 bereikte ik de tweeduizend meter hoge vulkaan, de Plomb du Cantal. Hier was geen flard mensengeur te ontdekken. Maar er was niets. Er heerste alleen rust, rust op geurgebied. Aan alle kanten heerste slechts de als een licht ruisen waaiende homogene geur van dode stenen, grijze korstmossen en dorre grassen. Verder niets. Ik had veel tijd nodig om te geloven wat ik niet rook. Ik was helemaal niet voorbereid op al dat geluk. Overdag opende ik mijn ogen en realiseerde me dat ik echt precies de enige mens ter wereld was. Ik danste, brulde en balde mijn vuisten op de berg van eenzaamheid. Ik was oprecht gelukkig, heel de wereld was van mij.
De volgende dag begon ik de berg in te richten. Het stond vast dat ik deze geweldige streek niet zo snel meer zou verlaten. Ik vond water, voedsel en een groeve waar ik in zou slapen. Ik jaagde op hagedissen en slangen. Ik had niks van comfort maar dat was helemaal niet nodig. Hier leefde ik pas echt, ik was thuisgekomen. Zeven jaar lang genoot ik van deze rust, van mijn Grenouillerijk. Tot er zich een catastrofe voordeed die me uit de berg verdreef en me terug spuwde in de wereld: Ik kon mijn eigen geur niet ruiken.
Ik stelde alles in werk om mijn eigen geur op te vangen maar het lukte maar niet. Ik ging gehurkt zitten, ademde langzaam en rook heel nauwkeurig. De plek rook nog net hetzelfde als 7 jaar geleden. Ik bleef nog een tijdje gehurkt zitten, heel rustig, alleen zachtjes met mijn hoofd knikkend. Het drong tot me door: ik had geen geur. Ik stond op, sloeg een paardendeken om mijn schouders en verliet dezelfde nacht nog de Plomb du Cantal in zuidelijke richting.



Grenouille's doel wordt hier zeer duidelijk: een geur creëren waarmee hij de wereld kan beheersen. Hij voelt zich dan ook een mislukkeling als hij bepaalde geuren niet kan destilleren. De catastrofe wordt nog groter als hij tot de ontdekking komt dat hij zichzelf niet kan ruiken, dat hij zelfs helemaal geen geur heeft.
BeantwoordenVerwijderenHet motief eenzaamheid komt in dit deel goed naar voor. Hij isoleert zich 7 jaar lang van andere mensen, maar eigenlijk heeft hij altijd al in eenzaamheid geleefd aangezien hij een vreemde man is en nergens bijhoort.
De ruimte verandert hier van het drukke Parijs, naar de woeste vlakte bij Plomb du Canal. Samen met de ruimte verandert ook de geurwereld en bereikt Grenouille rust.
In dit fragment heeft Grenouille een duidelijk doel voor ogen: nieuwe geuren ontdekken en nieuwe technieken leren. Daarvoor verlaat hij Parijs en trekt zich terug in de natuur. Die natuur wordt in het verhaal weer uitgebreid beschreven zodat je echt precies met hem meereist. Hij wil geen mensen meer zien/ruiken. Hij gaat er zo ver in dat hij alleen nog maar 's nachts reist en uiteindelijk 7 jaar lang op de top van de vulkaan Plomb du Cantal verblijft. Alleen. Eenzaamheid speelt in dit boek een heel grote rol en komt hier heel sterk naar voor.
BeantwoordenVerwijderenJe merkt dat het gegeven dat hij geen geur heeft meermaals aan bod komt in dit boek. Als kind werd hij daardoor een 'duivelskind' genoemd en nu zit hij zelf met dat feit in de knoop. Dat maakt het boek ietwat mysterieus. Waarom heeft hij geen geur, en wat zullen de gevolgen er van zijn?
De natuur is inderdaad zeer gedetailleerd beschreven, dit doet de auteur praktisch altijd. Zijn kluizenaarsbestaan is wel zeer extreem vind ik persoonlijk. Als hij weer in de bewoonde wereld komt, verzint hij een nog extremer verhaal: Rovers zouden hem 7 jaar lang gevangen hebben gehouden in een grot. Dit verzint hij om medelijden op te wekken en zo te krijgen wat hij wilt.
BeantwoordenVerwijderenWe zouden geur het belangrijkste motief van dit boek kunnen noemen. Niet alleen door zijn geweldige reukzin, maar ook doordat hij geen geur heeft en dit zijn leven moeilijker heeft gemaakt.
Er lijkt een connectie te zijn met de auteur en het boek: Grenouille leeft hier 7 jaar als kluizenaar en momenteel leeft de auteur van dit boek Patrick Süskind ook als kluizenaar.